Gemeenten zetten in op toekomstgericht vastgoedbeleid, in lijn met het Klimaatakkoord en Europese regelgeving zoals Fit-for-55. Waar het Klimaatakkoord inzet op 49% CO₂-reductie in 2030 en 95% in 2050 (ten opzichte van 1990), legt het Europese Fit-for-55-pakket de lat nog iets hoger: 55% reductie in 2030. Ook voor Nederland is deze 55% leidend. Als gemeente heb je dus nog minder dan 5 jaar de tijd om daadwerkelijk stappen te zetten. Maar waar begin je?
Sturen op werkelijk energiegebruik met WEii
In de zoektocht die de verduurzamingsopgave voortbrengt, blijkt werkelijk energiegebruik een krachtig sturingsinstrument. Het geeft inzicht in de vastgoedportefeuille, maakt prioriteren mogelijk en helpt om gericht te investeren waar de grootste besparing te behalen is. De Werkelijke Energie intensiteit indicator (WEii) en het WEii-protocol, die Dutch Green Building Council (DGBC) en TVVL hebben ontwikkeld, bieden daarbij houvast.
“Gemeenten moeten voor hun maatschappelijk vastgoed een doel vaststellen om naartoe te werken. Vastgoed is langdurig in het bezit van gemeenten. Zij streven er daarom naar om, op de natuurlijke onderhoudsmomenten, in een keer naar het einddoel te renoveren”, vertelt Martin Mooij, programmamanager Paris Proof bij DGBC. “Het WEii-protocol beschrijft hoe je het werkelijke energiegebruik van gebouwen bepaalt en hoe ver je van het door DGBC geformuleerde Paris Proof einddoel bent’. Hiermee kunnen gemeenten objectief meten, gericht sturen en monitoren of ze op koers liggen.”
Steeds meer gemeenten sturen op Paris Proof
Meerdere gemeenten hebben zich al gecommitteerd aan de Paris Proof doelstellingen en het sturen op werkelijk energiegebruik. Zo heeft de gemeente Rotterdam het Paris Proof Commitment ondertekend. In het CO2– en Energiemanagementplan 2025 geeft de gemeente aan hier invulling aan te geven door waar mogelijk met WEii te sturen op energiereductie.
Ook adviseurs in de gemeenten Hardenberg, Hellendoorn en ’s-Hertogenbosch zetten het sturen op werkelijk energiegebruik al volop in. We spraken hen over het sturen op Paris Proof in de gemeentelijke praktijk.
Paris Proof in de praktijk: Hardenberg en Hellendoorn
Richard Gerritsen Mulkes is sinds mei dit jaar adviseur energie en duurzaamheid bij de gemeente Hellendoorn. Daarvoor werkte hij 2 jaar in een soortgelijke functie bij de gemeente Hardenberg. “Daar werkte ik onder andere aan een routekaart voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Op zoek naar een sturingsinstrument heb ik me verdiept in de Werkelijke Energie intensiteit indicator.”
Om goed te kunnen monitoren en sturen met WEii, is het volgens Gerritsen Mulkes essentieel om data op orde te hebben. “Het inventariseren van de geplaatste meters en zorgen dat ze ‘slim’ functioneren, is daarbij de eerste stap. Daarna volgt energiemonitoring, waarvoor we in Hardenberg samenwerkten met Energiemissie. Zij hebben WEii in hun platform geïmplementeerd. Het uiteindelijke doel hiervan is inzicht in waar je staat en waar je naartoe wilt met je gebouwen.”
Voor de verduurzamingsroutekaart in Hardenberg bood WEii inzicht in de vastgoedportefeuille van bijna 50 gebouwen. “Door het energielabel en de WEii-score te combineren, biedt het WEii EnergieKompas een visueel overzicht van de gebouwprestaties. Hiermee kun je belangrijke vragen beantwoorden, bijvoorbeeld hoeveel energie we moeten besparen om met de gehele portefeuille het tussendoel van 2030 te bereiken, en in 2050 Paris Proof te zijn.”
De volgende stap voor het routeplan zou zijn om met behulp van het overzicht dat het WEii EnergieKompas biedt keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Met zijn overstap naar de gemeente Hellendoorn heeft Gerritsen Mulkes deze fase in Hardenberg overgelaten aan zijn opvolger. “Voor mijn vertrek heb ik het overzicht gepresenteerd aan de wethouder en het bestuur. Zij zien WEii als een waardevol sturingsinstrument.” Na Hardenberg volgt Hellendoorn nu dezelfde transitie naar datagedreven verduurzamen met de WEii en Paris Proof.
Uiteindelijk zullen gemeenten er echt baat bij hebben om Paris Proof als duidelijke doelstelling in te zetten, meent Gerritsen Mulkes. “Zeker omdat je deze doelstellingen kunt meten en bijsturen met behulp van WEii. Dat is precies waar gemeenten naar op zoek zijn: een duidelijk én meetbaar doel. Hoe we dit breder kunnen uitrollen? Ik geloof dat standaardisatie en samenwerking, bijvoorbeeld via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), daarbij kunnen helpen.”
Paris Proof in de praktijk: ‘s-Hertogenbosch
De gemeente ’s-Hertogenbosch kondigde in februari 2025 aan voortaan te sturen op het werkelijk energiegebruik. Roderik Oddens, vastgoedadviseur duurzaamheid bij de gemeente, legt uit waarom de gemeente het theoretische energielabel gedeeltelijk loslaat: “Met een label kun je gebouwen goed met elkaar vergelijken, maar het is geen middel om in te zetten in de verduurzaming. Bredere duurzaamheidsambities blijven bij het maken van traditionele labelstappen namelijk ondergewaardeerd. Stuur je op labels, dan vallen het gebruik van biobased materialen, groene daken en gevels, en circulariteit allemaal buiten boord.”
Voor Oddens was dat de reden om te zoeken naar een methode die beter aansluit op de gewenste integrale benadering van verduurzaming: “Dat werd de WEii-methode. Het is heel interessant om te kijken wat er gebeurt op de meter. Groene daken en gevels hebben bijvoorbeeld een enorm effect op de koelbehoefte van een gebouw in de zomer. Als we sturen op werkelijk gebruik, kunnen we de businesscase voor dat soort maatregelen dus wel rondkrijgen. Dat biedt ons veel perspectief.”
Een vraag waar gemeenten vaak mee worstelen is waar te beginnen: welke gebouwen pakken we als eerste aan? Ook bij dit strategische vraagstuk kan WEii helpen, legt Oddens uit: “We hebben op bijna alle gebouwen slimme meters zitten. De informatie verzamelen we in een dashboard, waarin we direct zien hoe onze portefeuille presteert. Ook hebben we een routekaart ontwikkeld. Die is qua basis in lijn met de Sectorale routekaart gemeentelijk maatschappelijk vastgoed van VNG, maar we hebben de labels losgelaten en andere parameters geïntroduceerd. Onder andere de WEii-klasse, maar ook het absolute gebruik, de onderhoudsplanning en het gebruik per vierkante meter. Misschien wel de belangrijkste parameters zijn volgens Oddens de gebieds-/ en wijkplannen, en bestuurlijke ambities: “Als een wijk van het gas af gaat, bijvoorbeeld door middel van een warmtenet, moeten onze gebouwen ook klaar zijn om over te gaan.”
Alle parameters bij elkaar heeft de gemeente in een model gegoten: “Daaruit volgt een prioritering: waar hebben we de meeste slagkracht, oftewel welke gebouwen moeten we als eerste aanpakken? Richting 2030 kunnen we bijvoorbeeld de keus maken om eerst de grootverbruikers aan te pakken. Dit zou een realistische stap zijn om de klimaatdoelen te bereiken.”
De gemeente ’s-Hertogenbosch vergelijkt de actuele gebruiksdata ook met de Paris Proof-waarden. “Het einddoel waar we op het thema energie naartoe werken is de WEii-klasse Paris Proof, in combinatie met aardgasvrij”, vertelt Oddens. Dankzij de integrale benadering zet de gemeente ’s-Hertogenbosch al concrete stappen richting het Paris Proof-niveau, in lijn met Europese doelen. Hiermee laat de gemeente zien dat effectieve verduurzaming ook zonder landelijke sturing mogelijk is.
Hoe nu verder
Verschillende gemeenten tonen aan dat het kan: sturen op daadwerkelijk energiegebruik, gericht op Paris Proof. Niet omdat het verplicht is, maar omdat het werkt. Roderik Oddens merkt op dat behoorlijk wat gemeenten interesse tonen in de Bossche route: “Als we meer samenwerken en draagvlak creëren, hebben we als gemeenten veel meer slagkracht om hiermee verder te gaan.”
Naast het zetten van flinke stappen, helpen de gemeenten die vooroplopen ook signaleren wat nodig is om de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed te versnellen. De uitdagingen liggen niet alleen in praktische stappen zoals voldoende actuele data uit de gebouwen dankzij slimme meters. Ook de structurele verankering van werkelijk energiegebruik in landelijk beleid, met WEii als sturingsinstrument, kan richting geven aan gemeentebeleid. En het kan, niet onbelangrijk, zorgen voor meer geld voor brede verduurzaming. “De subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) bijvoorbeeld, is gestoeld op energielabels. Omdat wij sturen op werkelijke besparing in plaats van theoretische, hebben we geen recht op die subsidie. Als werkelijk gebruik onderdeel wordt van beleid, kunnen we daar mogelijk wél voor in aanmerking komen”, legt Oddens tot slot uit.
Ben jij met jouw gemeente ook al bezig met verduurzamen van vastgoed aan de hand van Paris Proof en/of WEii? Dan zijn we ook benieuwd naar jouw ervaringen en input. Wil je deze delen, neem dan contact op met helpdesk@parisproof.nl.
Webinar
In april 2025 organiseerden we samen Bouwstenen voor Sociaal, W/E adviseurs en de gemeente Tilburg een webinar over het sturen, monitoren en verantwoorden op het feitelijk energiegebruik van maatschappelijk vastgoed. Hierin vertelt Martin Mooij, programmamanager Paris Proof bij DGBC, onder andere waarom sturen op het werkelijk energiegebruik een goed idee is. Ook laat Paula van Ginneken zien hoe de gemeente Tilburg de tweede tabel van de Handreiking paragraaf kapitaalgoederen, begroten en verantwoorden gemeentelijke gebouwen heeft ingevuld en vormgegeven.